Details
Objectnummer19327
BeschrijvingBrief, afkomstig uit de nalatenschap van Nicolaas Staal, geschreven door Jules schelvis (geboren, Amsterdam 7-1-1921 - overleden, Amstelveen 3-4-2016). Kampoverlevende.
-Handgeschreven brief [2 pagina’s] van Jules Schelvis gericht aan Annie, Karel en Izaak. Brief betreft een eerste levensteken van Jules Schelvis aan zijn familie, alsook de eerste Nederlandse getuigenis over concentratiekamp Sobibor. Daarin onder andere de mededeling dat alle anderen huisgenoten [familieleden] van Schelvis vrijwel zeker allemaal zijn omgekomen en alleen hij (Jules) is overgebleven. Schelvis bericht over hun aankomst in het SS-Sonderlager Sobibor bij lublin waar: Gretha, David, Hella, Chel en Herman vrijwel zeker direct na aankomst zijn vergast, en hij en Ab zijn doorgestuurd naar een ander kamp waar Ab achterbleef (en zeer waarschijnlijk is gestorven) en Schelvis als drukker naar weer een ander kamp werd doorgestuurd. Schelvis hoopt dat ‘je man’ [van Annie] die samen met Schelvis en de anderen in Westerbork verbleef, de Familie Strauss, de familie Fride en alle ondergedokenen het er beter van af hebben gebracht. Schelvis bericht dat hij sinds 15 april [1945], na op 8 april te zijn bevrijd door Franse troepen, in een ziekenhuis in Vaihingen (nabij Stuttgart) verblijft. Hij hoopt snel weer in Amsterdam te zijn en verzoekt de brief ook te laten lezen aan de familie Stotel op de Prinsengracht (indien zij nog aanwezig zijn). Ondertekend door ‘Jullie neef en vriend Jules Schelvis’, Vaihingen (Hospital Francais), dd. 7-5-1945.
-Handgeschreven chronologisch verslag (of mogelijk een incomplete brief [2 pagina’s]) van Jules Schelvis. Betreft gedetailleerd verslag van gebeurtenissen vanaf het vertrek vanuit Westerbork van 3500 Joden naar Sobibor (bij Lublin), en Jules Schelvis zijn daaropvolgende verblijf, tewerkstelling en omstandigheden in de concentratiekampen, K.L. Lublin (Dorohweza), Radom, K.L. Vaihingen, K.L. Unterriexingen, en uiteindelijke wegens ziekte in maart 1945 op transport terug naar K.L. Vaihingen (dat sinds zijn eerste verblijf een ‘herstellingskamp’ was geworden) waar dodelijke tyfus en diarree heersden. In Vaihingen werd Schelvis op 8 april 1945 bevrijd door Franse troepen en naar het Hospital Militaire in Vaihingen gebracht. Alsook de verklaring dat alles ‘wat hier geschreven staat’ de naakte waarheid is en door de schrijver persoonlijk meegemaakt: ‘ geschreven de 7e mei 1945 door Jules Schelvis, laatste adres in Holland nieuwe kerkstraat 103-IV Amsterdam-C’. Afsluitend met het verzoek om het schrijven te laten lezen aan de directeur en het personeel van drukkerij Lindenbaum te Amsterdam, en het verzoek om: ‘dit schrijven woordelijk of omgewerkt doch dan met de juiste gegevens in de krant af te drukken. Jules Schelvis’.
-Lege bruine envelop met handgeschreven adressering: ‘Fam. J. Stroz, Nieuwe Prinsengracht 37, Amsterdam-C’. Daaronder het verzoek [doorgehaald] van Schelvis dat indien de brief onbestelbaar is deze gebracht moet worden aan de Fam. J. Stodel, Nieuwe Prinsengracht 96. En wanneer deze familie ook niet meer aanwezig is de brief af te geven aan (onleesbaar) Lindenbaum, Herengracht 4[5]7, met het verzoek de brief dicht te laten: ‘ik kom hem dan zelf terug halen! Bij voorbaat dank’. Aan achterzijde handgeschreven afzender: 'Jules Schelvis. Hospital Militair, Vaihingen/ Enz. Stuttgart'.
Nicolaas Staal trouwde in 1936 met Wilhelmina Elisabeth van Hulst (1913-1966). Met zijn vrouw en zoon Karel Antonie (1940 - 1946) was Staal gedurende de bezettingsjaren woonachtig op de Admiraal de Ruyterweg 513-III in Amsterdam, en werkzaam als hoofdboekhouder bij de N.V. Verenigde Delfstoffen Petroleum Maatschappijen. In augustus 1939 werd Staal gemobiliseerd en maakte als militair de meidagen van 1940 mee. Tijdens de bezettingsjaren was Staal actief in het verzet, en was hij samen met de gebroeders P. en J.C. Pellicaan betrokken bij het illegale blad “Vrij Nederland”. Staal hield zich onder andere bezig met hulp aan onderduikers en de verkoop van foto’s van het Koninklijk Huis waarvan de opbrengsten naar de gebroeders Pellicaan gingen ter ondersteuning van familieleden van politiek gevangenen. Op 20 november 1943 werd Staal door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd wegens hulp aan Joden, bezit van een radio en de verkoop van foto’s van het koninklijk huis. Hij werd naar de Polizeigefängnis in Scheveningen (Oranjehotel) overgebracht waar hij tot begin februari 1944 verbleef. Op 3 februari 1944 werd Staal naar concentratiekamp Vught gestuurd waar hij kampnummer: 8896 kreeg en tewerk werd gesteld in het buitencommando. Op 24 mei 1944 werd Staal van Vught op transport gesteld naar het Duitse concentratiekamp Dachau (bij München) waar hij op 26 mei 1944 aankwam en kampnummer: 68775 kreeg toegewezen. Na drie weken werd Staal naar het nevenkamp Dachau-Allach gestuurd waar hij tot de bevrijding door de Amerikanen, op 30 april 1945, bleef. Na de bevrijding werd Dachau onder quarantaine geplaatst. Staal en zijn medegevangenen Wim van Dijl, Erik Krop en Lambertus Gerrist wisten op 7 mei 1945 echter met behulp van een Franse Rode Kruis Missie, verstopt onder dekens, uit het kamp te ontsnappen. Met het Franse Rode kruis maakte Staal op 7 mei op weg naar Parijs een tussenstop in Vaihingen (bij Stuttgart), alwaar de Nederlandse Sobibor overlevende Jules Schelvis met vlektyfus in een militair ziekenhuis (Hopital Militaire) verbleef. Waarschijnlijk hebben de wegen van Schelvis en Staal elkaar in Vaihingen gekruist en heeft Schelvis Staal een op 7 mei 1945 gedateerde brief meegegeven bestemd voor Schelvis zijn familie in Amsterdam met daarin de eerste Nederlandse getuigenis over concentratiekamp Sobibor. Na de tussenstop in Vaihingen reisden Staal, Krop, Van Dijl en Gerrist via Donon naar Parijs. Staal en Krop reisden per trein terug naar Nederland en behoorden tot de eerste Nederlanders die uit Dachau terugkeerden. Zie voor het archief van Nicolaas Staal VMA 19326.
-Handgeschreven brief [2 pagina’s] van Jules Schelvis gericht aan Annie, Karel en Izaak. Brief betreft een eerste levensteken van Jules Schelvis aan zijn familie, alsook de eerste Nederlandse getuigenis over concentratiekamp Sobibor. Daarin onder andere de mededeling dat alle anderen huisgenoten [familieleden] van Schelvis vrijwel zeker allemaal zijn omgekomen en alleen hij (Jules) is overgebleven. Schelvis bericht over hun aankomst in het SS-Sonderlager Sobibor bij lublin waar: Gretha, David, Hella, Chel en Herman vrijwel zeker direct na aankomst zijn vergast, en hij en Ab zijn doorgestuurd naar een ander kamp waar Ab achterbleef (en zeer waarschijnlijk is gestorven) en Schelvis als drukker naar weer een ander kamp werd doorgestuurd. Schelvis hoopt dat ‘je man’ [van Annie] die samen met Schelvis en de anderen in Westerbork verbleef, de Familie Strauss, de familie Fride en alle ondergedokenen het er beter van af hebben gebracht. Schelvis bericht dat hij sinds 15 april [1945], na op 8 april te zijn bevrijd door Franse troepen, in een ziekenhuis in Vaihingen (nabij Stuttgart) verblijft. Hij hoopt snel weer in Amsterdam te zijn en verzoekt de brief ook te laten lezen aan de familie Stotel op de Prinsengracht (indien zij nog aanwezig zijn). Ondertekend door ‘Jullie neef en vriend Jules Schelvis’, Vaihingen (Hospital Francais), dd. 7-5-1945.
-Handgeschreven chronologisch verslag (of mogelijk een incomplete brief [2 pagina’s]) van Jules Schelvis. Betreft gedetailleerd verslag van gebeurtenissen vanaf het vertrek vanuit Westerbork van 3500 Joden naar Sobibor (bij Lublin), en Jules Schelvis zijn daaropvolgende verblijf, tewerkstelling en omstandigheden in de concentratiekampen, K.L. Lublin (Dorohweza), Radom, K.L. Vaihingen, K.L. Unterriexingen, en uiteindelijke wegens ziekte in maart 1945 op transport terug naar K.L. Vaihingen (dat sinds zijn eerste verblijf een ‘herstellingskamp’ was geworden) waar dodelijke tyfus en diarree heersden. In Vaihingen werd Schelvis op 8 april 1945 bevrijd door Franse troepen en naar het Hospital Militaire in Vaihingen gebracht. Alsook de verklaring dat alles ‘wat hier geschreven staat’ de naakte waarheid is en door de schrijver persoonlijk meegemaakt: ‘ geschreven de 7e mei 1945 door Jules Schelvis, laatste adres in Holland nieuwe kerkstraat 103-IV Amsterdam-C’. Afsluitend met het verzoek om het schrijven te laten lezen aan de directeur en het personeel van drukkerij Lindenbaum te Amsterdam, en het verzoek om: ‘dit schrijven woordelijk of omgewerkt doch dan met de juiste gegevens in de krant af te drukken. Jules Schelvis’.
-Lege bruine envelop met handgeschreven adressering: ‘Fam. J. Stroz, Nieuwe Prinsengracht 37, Amsterdam-C’. Daaronder het verzoek [doorgehaald] van Schelvis dat indien de brief onbestelbaar is deze gebracht moet worden aan de Fam. J. Stodel, Nieuwe Prinsengracht 96. En wanneer deze familie ook niet meer aanwezig is de brief af te geven aan (onleesbaar) Lindenbaum, Herengracht 4[5]7, met het verzoek de brief dicht te laten: ‘ik kom hem dan zelf terug halen! Bij voorbaat dank’. Aan achterzijde handgeschreven afzender: 'Jules Schelvis. Hospital Militair, Vaihingen/ Enz. Stuttgart'.
Nicolaas Staal trouwde in 1936 met Wilhelmina Elisabeth van Hulst (1913-1966). Met zijn vrouw en zoon Karel Antonie (1940 - 1946) was Staal gedurende de bezettingsjaren woonachtig op de Admiraal de Ruyterweg 513-III in Amsterdam, en werkzaam als hoofdboekhouder bij de N.V. Verenigde Delfstoffen Petroleum Maatschappijen. In augustus 1939 werd Staal gemobiliseerd en maakte als militair de meidagen van 1940 mee. Tijdens de bezettingsjaren was Staal actief in het verzet, en was hij samen met de gebroeders P. en J.C. Pellicaan betrokken bij het illegale blad “Vrij Nederland”. Staal hield zich onder andere bezig met hulp aan onderduikers en de verkoop van foto’s van het Koninklijk Huis waarvan de opbrengsten naar de gebroeders Pellicaan gingen ter ondersteuning van familieleden van politiek gevangenen. Op 20 november 1943 werd Staal door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd wegens hulp aan Joden, bezit van een radio en de verkoop van foto’s van het koninklijk huis. Hij werd naar de Polizeigefängnis in Scheveningen (Oranjehotel) overgebracht waar hij tot begin februari 1944 verbleef. Op 3 februari 1944 werd Staal naar concentratiekamp Vught gestuurd waar hij kampnummer: 8896 kreeg en tewerk werd gesteld in het buitencommando. Op 24 mei 1944 werd Staal van Vught op transport gesteld naar het Duitse concentratiekamp Dachau (bij München) waar hij op 26 mei 1944 aankwam en kampnummer: 68775 kreeg toegewezen. Na drie weken werd Staal naar het nevenkamp Dachau-Allach gestuurd waar hij tot de bevrijding door de Amerikanen, op 30 april 1945, bleef. Na de bevrijding werd Dachau onder quarantaine geplaatst. Staal en zijn medegevangenen Wim van Dijl, Erik Krop en Lambertus Gerrist wisten op 7 mei 1945 echter met behulp van een Franse Rode Kruis Missie, verstopt onder dekens, uit het kamp te ontsnappen. Met het Franse Rode kruis maakte Staal op 7 mei op weg naar Parijs een tussenstop in Vaihingen (bij Stuttgart), alwaar de Nederlandse Sobibor overlevende Jules Schelvis met vlektyfus in een militair ziekenhuis (Hopital Militaire) verbleef. Waarschijnlijk hebben de wegen van Schelvis en Staal elkaar in Vaihingen gekruist en heeft Schelvis Staal een op 7 mei 1945 gedateerde brief meegegeven bestemd voor Schelvis zijn familie in Amsterdam met daarin de eerste Nederlandse getuigenis over concentratiekamp Sobibor. Na de tussenstop in Vaihingen reisden Staal, Krop, Van Dijl en Gerrist via Donon naar Parijs. Staal en Krop reisden per trein terug naar Nederland en behoorden tot de eerste Nederlanders die uit Dachau terugkeerden. Zie voor het archief van Nicolaas Staal VMA 19326.
TrefwoordSTAAL, N.; SCHELVIS, J.; STRAUSS; FRIDE; STODEL, J.; STROZ, J.; HULST, W.E. VAN; PELLICAAN, J.C.; PELLICAAN, P.; EGODOCUMENTEN; MEIDAGEN 1940; ONDERDUIK; PERS, ILLEGAAL, VRIJ NEDERLAND; GEVANGENIS, SCHEVENINGEN; CONCENTRATIEKAMP, WESTERBORK; CONCENTRATIEKAMP, VUGHT; CONCENTRATIEKAMP, SOBIBOR; CONCENTRATIEKAMP, DACHAU; RODE KRUIS; ONTSNAPPING; STRIJDMACHT, AMERIKAANS; AMSTERDAM; VAIHINGEN; PARIJS
ObjectcategorieCollectie Staal